Anne Breure schreef een mooi, gedetailleerd verslag over wat ze zag en meemaakte in IKEA.
Tussen het ‘meubilair voor iedereen’
Ik wacht bij de ingang van station Gent-Sint-Pieters. De zon schijnt. Het is een hete dag voor oktober. Ik zit op een paaltje en kijk naar iedereen die voorbij loopt. Vraag mij af of dit dan iedereen is. De slenterende schoolmeisjes. Het verliefde stel. De man met het papieren bekertje in zijn hand die vraagt om geld, ondertussen druk in dialoog met zichzelf. Is dit ‘iedereen’ in Gent? Of een vertegenwoordiging van iedereen? Ik kijk en wacht. Actief. Zoek tussen de mensen naar de vrouw in een groenblauw truitje die ik op de foto’s van lectureforeveryone.be inmiddels honderdmaal heb gezien. De figuur die ik dagelijks op een afbeelding op mijn Facebook, terwijl ze voor een groep mensen spreekt, zie verschijnen. Groepen mensen in verschillende opstellingen, rond verschillende tafels, staand of zittend en zij die spreekt. Ik beeld mij in dat ze, in groenblauw, zal lopen als iemand met een missie. Doelgericht. En dat ik haar zo en aan het groenblauw vanuit de verte zal herkennen. Zo wacht ik, zo kijk ik, naar ‘iedereen’.
We nemen de tram. Bij de laatste halte stappen we uit. De vlakte van een bedrijventerrein en parkeerplaatsen. ‘Een beetje het einde van de wereld’, zegt een van ons. Links doemt de geel-blauwe IKEA op. Ik ben niet van hier, in Gent voel ik mij Nederlandse dankzij de andere architectuur en de taal en meer. Maar de IKEA ken ik. Van vroeger met mijn ouders toen ik klein was, van vlak bij het dorp waar we woonden. En dan van later alleen, van de randen van de nieuwe steden waar ik ging. Altijd een ander ‘einde van de wereld’ waar keer op keer de bekende geel-blauwe rechthoek verrees.
We lopen naar een ingang onder het gebouw. ‘Personeel en leveranciers’ staat er op de deur. Binnen in het trappenhuis hangen levensgrote posters met geposeerde groepsfoto’s van lachende medewerkers. ‘Maak oogcontact, glimlach en zeg hej’ staat erboven. Iedereen draagt gele blousejes, op ons en de beveiligingsman na. We geven hem onze identiteitskaart en in ruil daarvoor krijgen we een bezoekerspas. Door de ramen van de deuren zijn winkelende mensen te zien. Aan deze kant is niets te koop, maar de lampen, de stoelen, de bank en de nepplant zijn precies hetzelfde.
De contactpersoon verwelkomt ons enthousiast en vriendelijk. Ze neemt ons mee naar de bijeenkomst. Een container, want er is een tekort aan vergaderruimte. Via het trappenhuis weer naar buiten en aan het einde van de parkeerplaats staat hij. We gaan naar binnen. Er wordt gelachen. Een ruimte vol medewerkers – voor de training zonder gele blousejes – in groepjes gesitueerd in IKEA-decor. ‘Lecture For Every One’ en Sarah worden geïntroduceerd. ‘Geniet van deze 15 minuten cultuur.’
Daar staat ze voor de groep. Zoals eerder op de Facebookfoto’s voor andere groepen. Achter haar hangt een poster met het beeld van een soort schietschijf; in de buitenste rand staat ‘I can shop’, in de middelste ‘I like to shop’ en in de roos ‘I love to shop’. In kleine letters daaronder: ‘IKEA intern systems BV’. Het is op alle manieren duidelijk dat ze in ‘hun’ ruimte staat. Waar dat bij binnenkomst voor onrust leek te zorgen, lijken nu voor een moment met de introductie van ‘genieten’, ‘15 minuten’ en ‘cultuur’ activiteit, tijd en plek veilig afgebakend.
Ze begint te spreken en priemt direct door alle afbakening heen. De blikken gaan naar beneden. Alsof men zich wil concentreren op wat wordt gezegd, of alsof men niet kijken wil naar deze mens die zo dichtbij staat, een poging doet haar blik te ontwijken. Sarah adresseert ze allemaal. Wijst ze aan, kijkt ze aan. Ze benoemt de gezichten die ze ziet. Ze spreekt over de lichamen in de ruimte. Ze schenen even door iedereen vergeten, maar nu plots lijken ze weer tot leven te zijn gekomen. Er wordt geschuifeld op een stoel, uit een kopje gedronken. Er wordt geluisterd. Bij de eerste vraag hard gelachen.
Ze spreekt. Over dingen die vaker in de kunst – op symposia en in nagesprekken – besproken worden, maar hier in deze container nooit, zo stel ik me voor.
Zoals ik de IKEA door de bril van de lecture zie, zie ik de lecture door de bril van de IKEA. Allebei winnen ze aan zichtbare en voelbare betekenis. Terwijl ik daar sta als ooggetuige, met de containermuur samensmeltend, flitst het door mijn hoofd waar ze ook naartoe zou moeten gaan, naar welke groepen mensen die samen komen, die dit verhaal zouden moeten horen. Die ook zo aangesproken zouden moeten worden.
‘Houd je van je sofa? Heb je ooit gevoeld dat je sofa van jou houdt?’ Iemand wijst de persoon naast hem op de aantekening op een notitieblok eerder gemaakt. Ik denk aan de poster in het trappenhuis waar onder ‘VIP van de week:’ niet een very important person, maar een gordijn is afgebeeld.
Ik had bedacht dat de ruimte de lecture zou transformeren. En dat doet ze ook. Maar meer dan ik had kunnen denken, transformeert de lecture de ruimte. ‘Wij zijn ervoor. Wij zijn ervoor. Wij zijn ervoor.’ – zo roept ze in haar eentje het beeld van een koormassa in een voetbalstadion en de kracht daarvan op. Hier is een groep mensen bij elkaar. In een container op een parkeerplaats van het IKEA-terrein. Ze creëert een moment. Een ruimte. ‘We zijn ervoor’, zegt ze. En ineens is er een ‘voor’. Een moment ‘voor’. Een moment buiten IKEA op een plek waar alles IKEA lijkt.
‘Dit is niet een lezing voor iedereen. Dit is een lezing voor elk van jullie.’ Sarah vertelt op welke bijeenkomst ze vanochtend was en waar ze morgen naartoe gaat, de plekken waar ze precies dezelfde tekst zal uitspreken. Dan gaat ze. De groenblauwe figuur, de vrouw met dat verhaal. Tussen iedereen, met een lezing voor ieder een. Op een hete dag in oktober.
Op naar een volgende samenkomst.
Anne Breure