Eyewitness Ruben De Roo, about Bostoen

Ruben De Roo, die werkt aan het RITS in Brussel en een PhD schrijft over kunst als kritiek op het dagdagelijkse leven, ging mee naar ‘Lecture For Every One’ bij Bostoen, een bouwbedrijf in Gent, en schreef zijn persoonlijke impressies neer.

25-10-2013_Gent bostoen mensen

 

 

 

 

 

 

Het is in meerdere opzichten vervreemdend om ‘Lecture For Every One’ van Sarah Vanhee mee te maken. Hoewel ik louter als buitenstaander aanwezig ben op een bestuursvergadering van een bouwbedrijf waar de Lecture als eerste punt geagendeerd staat, voelt het onwennig. Het is onmiddellijk duidelijk dat geen van de bestuursleden op de hoogte is van wat er staat te gebeuren. Zo moet het ook op andere plekken gaan: Vanhee breekt in op de werkvloer van mensen die het niet verwachten. De gewone gang van zaken, de vaste werkstructuur, wordt door de tussenkomst van Vanhee doorbroken. Nochtans heeft de interventie op het eerste gezicht weinig om het lijf. Het is geen theatrale performance of een humoristische act, het is niet omkaderd met een visueel of auditief spektakel. Vanhee is louter haarzelf. ‘Lecture For Every One’ is qua vorm niets meer dan een vertelling. Weliswaar een verhaal dat niet gevraagd is en wezenlijk niets bijdraagt aan het werk van het bedrijf of de organisatie – en daarom misschien wel niet gewenst is. In een omgeving als die van een bestuursvergadering van een bouwbedrijf is het duidelijk dat veel, zoniet alles, in het teken staat van werkbaarheid, functionaliteit en optimalisatie. De lezing van Vanhee heeft met deze methode in de verste verte niets te maken. In plaats van inzicht te geven in research and development, public relations of human resource management, brengt Vanhee een tekst waarvan ze zelf zegt dat hij voor ‘iedereen’ dient. Diezelfde tekst wordt evengoed uitgesproken tijdens een bijeenkomst van de plaatselijke hobbyclub, als een volwaardige theatervoorstelling in het gesubsidieerde kunstcircuit of in een psychiatrische instelling voor personeel en patiënten. ‘Iedereen’ wordt in ‘Lecture For Every One’ zeer letterlijk geïnterpreteerd: werkelijk voor iedereen zonder onderscheid te maken in sociale status, financiële slagkracht of fysieke en psychische gezondheid. Leden van de bestuursvergadering voelen zich als contractueel aangestelde van een bedrijf niet ‘iedereen’. Op het werk zijn we vooreerst werknemer met een specifieke functie. We spelen een rol: de ene is personeelsverantwoordelijke, iemand anders is sales manager of projectadviseur. Aldus is binnen de context van de werkvloer ‘iedereen’ een bijzonder lastig label. Tijdens de Lecture worden de toehoorders niet aangesproken op de specialisatie of kennis maar wel in ons algemene ‘mens-zijn’. De lezing maakt geen onderscheid tussen de verschillende functies aanwezig rond de tafel, waardoor we allen gelijkgeschakeld worden.

‘Lecture For Every One’ nodigt ons uit onze professionele maskers af te zetten en ons te verhouden tot elkaar als individuen. Dat is niet alleen het geval door ons te benaderen als ‘iedereen’ of als ‘een individu behorend tot een groter geheel’ maar evenzeer door de inhoud van de vertelling zelf. Vanhee laat ons nadenken over de fysieke eigenschappen van de gezichten van de collega’s, stelt ons de vraag of we ze ooit wel echt gezien hebben los van hun professionele functie. Ze spreekt over existentiële begrippen als zorg, liefde en vrijheid en probeert ze anders te zien dan via de recuperatie van het marktdenken (zoals: ‘bepaal zelf je vrijheid, koop een smartphone’ en ‘zorg voor jezelf en je naasten, neem een verzekering’) door een meer oorspronkelijke betekenis ervan terug in herinnering te brengen. Het gaat over de ontmoeting met andere mensen – een vriend, de vrouw in de bakkerij, de taxichauffeur – die soms confronterend en verrassend kan zijn door de openhartigheid, de eerlijkheid en bovenal de herkenbaarheid. Kortom, Vanhee spreekt over zaken die we allen zeer goed kennen, maar juist doordat het gekend is staan we er paradoxaal ver van af en spreken we er zo goed als nooit over. Elke toehoorder ziet zich door de Lecture geconfronteerd met een aantal vragen waarop het antwoord niet gegeven wordt. Wat is de bedoeling van de Lecture? Waarom moet ik ernaar luisteren? Wie is Sarah Vanhee? Waarom komt zij op mijn werk? Wat vinden mijn collega’s hiervan? Moet ik er straks iets over zeggen?

‘Lecture For Every One’ doet mij in vele opzichten denken aan het verhaal ‘Josefine de zangeres, of het muizenvolk’ van Franz Kafka. Dit verhaal is ook niet geschreven op een conventionele manier, het kent geen duidelijk verhaallijn, de plot is niet chronologisch opgesteld en zoals dikwijls bij de verhalen van Kafka hangt er ook hier een onbepaalde mystiek rond. Het hoofdpersonage, de zangeres Josefine, valt op onder haar soortgenoten door haar gezang. Niet omdat haar gezang zo bijzonder is – eigenlijk lijkt het meer op een vorm van ordinair piepen – maar eerder omdat het doet denken aan vroegere zangtradities waarvan er nog enkele liederen bewaard zijn, alleen zingt niemand ze nog. Als Josefine zingt, luistert iedereen en voelt zich op een of andere manier verzonken in het gevoel van de menigte die ademloos luistert. Maar toch: wat Josefine doet, doet in feite ook het gehele muizenvolk. ‘Piepen kunnen wij immers allemaal,’ zegt de verteller, ‘het is de enige kunstvaardigheid van ons volk, of eigenlijk helemaal geen vaardigheid, maar een karakteristieke levensuiting.’ Het piepen van Josefine is in geen enkel opzicht beter dan wat een eenvoudige arbeider zonder moeite een ganse dag onder zijn werk kan volhouden. Om de kunst van Josefine te begrijpen is het noodzakelijk haar niet enkel te horen, maar ook te zien. De bijzonderheid is dat ze zich plechtig in postuur zet en pas begint te zingen als er genoeg publiek is – om uiteindelijk niks anders te doen dan iets heel gewoons. Het eigenaardige is dat het publiek in haar bewondert wat het in zichzelf helemaal niet bewondert. Waar haar aantrekkingskracht dan wel ligt, is niet eenvoudig te beantwoorden. Het muizenvolk kent nauwelijks kritiekloze overgave. ‘Dit volk, dat boven alles van overigens argeloze sluwheid houdt, van kinderachtig gefluister, van onschuldig geroddel waarbij alleen de lippen bewegen, een dergelijk volk is natuurlijk niet geneigd tot onvoorwaardelijke toewijding.’ Dit wil niet zeggen dat er van de kant van het volk geen toewijding is; ze is alleen niet onvoorwaardelijk. Zo wordt er bijvoorbeeld niet gelachen om Josefine – hoewel er aan haar heel wat belachelijks is. Het feit schijnt vast te staan, zonder dat iemand de reden ervan kent, dat Josefine het volk is toevertrouwd en dat zij voor haar moeten zorgen.

Maar er is volgens de verteller nog iets anders aan de hand. Het is niet zo dat Josefine geaccepteerd wordt door het volk, het is eerder omgekeerd: Josefine is er heilig van overtuigd dat zij het is die het volk beschermt. De zangeres gelooft stellig dat zij een redding betekent uit moeilijke politieke of sociale toestanden – hoewel ze dat niet met zoveel woorden zegt. Het lijkt alsof het piepen van Josefine een boodschap in zich draagt, ‘het fijne piepen van Josefine midden in die moeilijke besluiten lijkt op het ellendige bestaan van ons volk te midden van het tumult der vijandige wereld.’ Het piepen van Josefine heeft iets kinderlijks, ‘iets van het verloren, nooit terug te vinden geluk, maar ook iets van het bezige dagelijkse leven, van zijn kleine, onbegrijpelijke en toch aanwezige en onuitroeibare vrolijkheid’. Josefine verkondigt dit niet met luide stem maar vertrouwelijk, fluisterend, met een beetje hese stem. ‘Natuurlijk is het piepen. Waarom ook niet? Piepen is de taal van het volk, alleen piept menigeen zijn hele leven zonder het te weten, maar hier is het piepen bevrijd van de banden van het dagelijkse leven en bevrijdt het ons ook voor een poosje.’ Aan de andere kant, wanneer Josefine te oud zal worden om nog te kunnen piepen, zal ook niemand haar echt missen, zo stelt de verteller. ‘Was haar piepen in feite noemenswaardig luider en levendiger dan de herinnering eraan? Was het dan toen zij nog leefde veel meer dan enkel een herinnering? Heeft het volk in zijn wijsheid niet eerder Josefines zingen juist daarom, omdat het op die manier onvervreemdbaar was, zo hoog ingeschat?’

De parallel tussen het verhaal van Kafka en ‘Lecture For Every One’ legt een beproeving inherent aan het bestaan bloot. Aan de ene kant willen we in zekere mate kinderlijk naïef leven en een onontkoombare en onvoorwaardelijke invulling geven aan algemene waarden als liefde, zorg en vrijheid. Uiteraard weten we dat de reclame, de verhalen van de boekskes en de spectaculaire films op geen enkele manier hun belofte kunnen waarmaken. De verlangens die we hebben zijn individuele verlangens en kunnen niet ingevuld worden door een bepaalde economische markt. Aan de andere kant laten we ons snel overdonderen door theorieën en ideeën die de mens bewegen om zijn eigen bestaan uit te wissen ten voordele van een welbepaalde waarheid en ons reduceren tot een abstractie. Onvermijdelijk passen we onszelf een keurslijf aan om te kunnen functioneren op de werkvloer of binnen het familiale leven. Wie zijn we anders dan de maskers die we altijd opnieuw opzetten? Deze tweespalt, de vervreemding, is een constante binnen het dagelijkse leven. Er is geen enkele manier om eraan te ontsnappen. De gedachte wereld, de wereld die we in ons hoofd hebben, is zeer moeilijk te verzoenen met de reële wereld, namelijk de wereld die we dagdagelijks lijfelijk ervaren.

Het is ontegensprekelijk zo dat de reële wereld de dag van vandaag de bovenhand heeft op de gedachte wereld. Het economische leven heerst over het maatschappelijke leven waarbij het voornaamste doel de productie is. Traditionele waarden als zorg of liefde krijgen zeer snel en hoofdzakelijk een invulling via een geformatteerde versie. Dit kader laat geen enkele utopie toe, enkel het mogelijke is toegestaan. Wanneer elk utopisch denken verdwijnt of niet meer de mogelijkheid heeft hardop uitgesproken te worden, is het niet verwonderlijk dat we vervreemd raken van onze eigen emoties, ervaringen, creativiteit en verlangens.

Dit is wat mij betreft het gevoel dat blijft hangen na het meemaken van ‘Lecture For Every One’. We blijven verweesd achter. Wat moeten we hier nu mee? Het appelleert ons aan een vage herinnering, zoals ook Josefines gezang dat doet. En tezelfdertijd is het ons zeer vertrouwd en gekend, ja, misschien zelfs tot vervelens toe al afgezaagd. Het strookt in elk geval niet met de werkelijkheid. Het druist in tegen de wetten van het productiemechanisme. Maar misschien is dat wel wat er moet gebeuren. Binnendringen in het mechanisme – in dit geval zeer letterlijk door het verstoren van een bestuursvergadering – en de hand leggen op wat er gebeurt. Om iets te veranderen aan de ongeschreven wetten van de dagelijkse realiteit moet er een crisis geïnstalleerd worden die de sociale structuur losmaakt van de economische. Door ons te confronteren met een andere, even legitieme structuur, vangen we een glimp op van wat mogelijk is. Binnendringen in de realiteit om er aan de andere kant opnieuw uit te komen. Het is zeer goed mogelijk dat ‘Lecture For Every One’ achteraf in de bestuurvergadering die ik bijwoonde een kleine crisis veroorzaakte, zo stel ik me voor. Door ons te confronteren met andere waarden en denkbeelden reikt Vanhee ons een andere manier van leven aan. Ze onderneemt een poging om het vastgeroeste kader los te wrikken. Via het aanreiken van dat wat niet meer aanwezig is, opent ze deuren die uitgeven op nieuwe ruimtes die we nog niet verkend hebben. Maar het is evengoed mogelijk dat er simpelweg teruggekeerd wordt naar de orde van de dag.

Ruben De Roo