Sarah Késenne werkt aan een doctoraat bij LUCA School of Arts i.v.m. de publieke rol van de kunstenaar, en coördineert de onderzoeksgroep Art, space & context / Liberty inviting artists to take part. Ze ging mee naar de Brandweer in Roeselare.
‘Lecture For Every One’
‘Wat is de meerwaarde van deze lezing voor de cursus brandweermannen?’
Het Cultuurcentrum De Spil in Roeselare bracht ‘Lecture For Every One’ van Sarah Vanhee onder meer naar vergaderingen in de Soubryfabriek en bij het mediabedrijf Roularta, en naar een groep brandweermannen in opleiding. Het is zaterdagvoormiddag, Roeselare hangt reeds vol verkiezingsaffiches. In de kazerne lopen er vooral mannen, wij zijn drie vrouwen en vallen op. De lezing wordt aangekondigd door de lesgever; wij weten niet waarover de les vandaag gaat, zoals de lezing ook onaangekondigd is voor de aanwezigen. Ongeveer 25 mannen en jongens zitten in een leslokaal, dit zijn idealisten die mensen willen redden, denk ik.
Sarah Vanhee staat voor de klas en brengt een kwartier lang dezelfde woorden die ze al op veel andere plaatsen bracht. Een intercom roept een ambulance op, op het moment dat Sarah Vanhee in de lezing vraagt je een catastrofe in te beelden. Er hangt een aandachtige sfeer, men is duidelijk verrast, nieuwsgierig. Soms weet men geen weg met zichzelf, krabt zich in het haar, checkt de horloge of kijkt lacherig rond zich hoe anderen reageren. Ook Sarah Vanhee lacht veel in het begin terwijl ze zichzelf een houding zoekt, je voelt haar kwetsbaarheid als ze bepaalde woorden uitspreekt. Ze kunnen haar natuurlijk ook uitlachen of buiten zetten. Men antwoordt op de retorische vragen die ze stelt aan het begin van de lezing, denkt nog dat ze lesgeeft. ‘Het zijn grijze vragen’, weet men wel.
Ik ben verrast door de toon van haar stem, de abstracte en poëtische taal. Het zijn theaterwoorden die radicaal lijken door ze in deze omgeving uit te spreken. Toch is er ook een poging gedaan de woorden los te maken van een artistieke context, ze herkenbaar te maken. Maar dit is geen tekst die wil overtuigen of uitleggen. Het is geen speech of manifest, geen meeslepend verhaal. Het is gewoon een tekst die een discussie op gang wil brengen, die een aantal woorden en gedachtes op tafel legt.
Dezelfde woorden voor Europese parlementariërs, voor de brandweer in opleiding, voor een vzw van Marokkaanse vrouwen, voor de directiekamer van een bedrijf. Daarbij zegt ze de vraag centraal te stellen ‘hoe het mogelijk is om in onze versplinterde maatschappij mensen collectief en individueel aan te spreken’. Sarah Vanhee spreekt ‘iedereen’ aan op dezelfde manier, vanuit de veronderstelling dat iedereen gelijk is doordat iedereen in staat is over ‘het gemeenschappelijke’ na te denken. In het leslokaal hangt een sfeer van gespannen concentratie van mensen die willen begrijpen wat er gebeurt, wat er gezegd wordt, hoe ze dit voor zichzelf kunnen vertalen. Door de ruimte achteraf te verlaten, maar ook door de open vorm van de tekst, doet Sarah Vanhee iets anders dan spreken om te emanciperen, bewust te maken of op te voeden.
Ja, dat is wat kunst moet zijn, denk je dan, dwars door alles heen, aan een breder publiek vragen stellen over hoe we samen kunnen leven. Maar wie is die ’iedereen’ voor wie de tekst bedoeld is? Wat met de dwingende idee vandaag dat kunstenaars en musea alleen maar bestaansrecht hebben als ze via participatie, activisme of kunsteducatie alle lagen van de bevolking bereiken? Als kunstenaar toon je tegenwoordig maar beter je maatschappelijke engagement door je in die zin te distantiëren van de ‘de elitaire, narcistische kunstwereld’ en interactie op te zoeken met tal van maatschappelijke sectoren en deelgebieden. Maar is zo’n verbeelding van het kunstenaarschap net geen voorwendsel om de maatschappij te behouden zoals ze is?
En misschien is deze ‘Lecture For Every One’ vooral ontstaan uit het fantaseren over een publiek. De samenleving als een optelsom van verschillende maatschappelijke groepen, is een bepaalde idee of verbeelding van het samen leven, van het publieke. Thuis zal ik met mijn vriend discussiëren of ‘het aanspreken van mensen op straat’ al dan niet een eenzijdige benadering is van de publieke ruimte. Na een generatie van kunstenaars die de pleinen en straten in steden gebruikten om ‘het brede publiek‘ te bereiken, dringt Sarah Vanhee binnen in organisaties en instituties, ontmoetings- en gespreksplaatsen, om een ingebeeld publiek te creëren, misschien zelfs af te dwingen. Doet het samen leven zich dan op deze plaatsen voor? Het publiek blijft als fantasie bestaan, want na de lezing verlaat ze het gebouw, om ruimte te geven aan de discussie die er misschien op volgt. En omgekeerd fantaseert het publiek zich dan de kunstenaar. ‘Ah oké, dit kan ook kunst zijn!’ ‘Was dit theater of een uiting van burgerschap?’ En waarschijnlijk is die vraag voor velen niet interessant.
Je zou natuurlijk goud willen geven om te horen wat gezegd wordt, of wat blijft hangen bij de toehoorders. De leraar die Sarah Vanhee uitnodigde in zijn les, stamelt bij het buitengaan: ‘Mijn hoofd is even in de war, ik moet erover nadenken.’ Iemand anders vraagt: ‘Wat is de meerwaarde van deze lezing voor de cursus brandweermannen?’
Sarah Késenne